De maand maart, in de vroege lente werd Driek door een helder licht welkom geheten op aarde. Net als bijna alle mensenkinderen had hij geschreeuwd, een teken dat het leven was begonnen.
Buiten, rond de boerderij ontvouwden zich de eerste knoppen. Konijntjes, kuikens en een kalfje werden geboren, bomen droegen hun mooiste bloesemkronen.
Elke dag, bijna onzichtbaar groeide Driek een piepklein beetje meer. Voorzichtig zette hij zijn eerste stapjes en sprak in een grappig, onverstaanbaar brabbeltaaltje.
Al snel hobbelde hij met zijn mollige beentjes op een onhandige manier achter de dieren aan waar hij; hoe kon het ook anders, meteen vriendschap mee sloot. Of het nu een hond, een kip of een varken was, alle dieren moesten worden geaaid en gekroeld.
Heel ver weg herinnert hij zich dat hij als klein jongetje met zijn vader door de velden had gewandeld en niet kon stoppen met het plukken en bewonderen van de bloemen die alle mogelijke kleuren hadden.
Driek was een echt buitenkind, een kind van de natuur.

Na de lente kwam de zomer, de mooiste tijd die hij zich herinnert. Elke dag voelde hij hoe de zon zijn lijf verwarmde. Het leek of zijn leven één en al licht en geluk was.
Natuurlijk moest er hard worden gewerkt en luxe was zeldzaam, maar toch, zo slecht was het allemaal niet… Echte zorgen heeft hij nooit gekend, hij vertrouwde op zijn land en dat gaf hem alles wat hij nodig had.
En toen… Zonder er echt naar op zoek te zijn geweest kwam heel onverwacht tijdens de kermis de liefde op zijn pad. Wanneer hij alleen al aan Cato dacht leek het of er ontelbaar veel vlinders door zijn buik dansten.
Al snel werd er getrouwd en Cato kwam bij hem inwonen. Het hele dorp wuifde met witte zakdoeken om het jonge paar geluk toe te wensen.
Niet veel later werden Brigitta en Wouter geboren.

De tijd gleed voorbij en de zomer vloeide over in de herfst. De herfst, het moment van de oogst.
Met Brigitta en Wouter ging het goed en op de boerderij kabbelde alles rustig verder. Er was meer dan voldoende op voorraad en Driek had het idee dat hij de vruchten van zijn harde ploeteren aan het plukken was,, hij had een bepaalde balans gevonden.
Soms, wanneer de dorren bladeren van de oude eik meedansten op het ritme van het fluitconcert dat de wind rond de boerderij blies, kon hij zomaar, uit het niks Cato in zijn armen nemen en in haar oor fluisteren dat ze de mooiste en liefste vrouw van de hele wereld was. Inmiddels had ze wat meer rimpels in haar gezicht dan toen ze elkaar voor het eerst hadden ontmoet, haar ooit donkere haar vertoonde grijze tinten en na de zwangerschappen was ze de nodige kilo’s aangekomen. Ook bij Driek had het zware werk op het land zijn sporen nagelaten. Zijn rug was gebogen en af en toe moest hij even stoppen om te rusten. Schoonheid verdwijnt, maar de binnenkant wordt mooier. Door de jaren heen was de band die ze samen deelden steeds sterker geworden..

Er was geen ontkomen aan, uiteindelijk sloop de winter zijn leven binnen. Voor zichzelf zorgen ging steeds lastiger en steeds vaker moest hij dingen uit handen geven en op anderen vertrouwen.
Een jaar of drie geleden had hij met veel verdriet Cato naar haar laatste rustplaats gebracht. Zijn naaste familie en vertrouwde vrienden vielen één voor één weg. Zijn gezondheid liet hem elke keer in steek en met zijn gezondheid ook zijn waardigheid.
Koude witte vlokken dwarrelden naar beneden uit de grauwe lucht. De kleine raampjes waren versierd met ijsbloemen. In de hoek van de kamer brandde een vuurtje in de houthaard. Driek trok de ouderwetse prikdeken wat verder omhoog tot hij zijn ongeschoren kin aanraakte. Een rilling kroop door zijn lichaam. Ondanks de dikke, gebreide sokken, ondanks de flanellen pyjama, ondanks de kruik die Brigitta voor hem klaar had gemaakt, het lukte zijn oude, afgetakelde lichaam niet meer om zichzelf te verwarmen.
Brigitta en Wouter hadden voorgesteld hem naar het ziekenhuis te brengen, maar hij had geweigerd. Zo’n vreemd, wit steriel kamertje waar het raar rook… Driek wilde op zijn eigen plek blijven.
Twee keer per dag kwam de thuiszorg om hem op te frissen. In het begin was het vreselijk vernederend, maar net als met alles raakte hij ook hieraan gewend, het was gewoon niet anders. Bomen en struiken hadden hun bladeren meegegeven aan de wind en ook de mens moest leren om hetgeen waaraan hij gehecht was geraakt los te laten.

Het kleine waakvlammetje in de haard is gedoofd. Driek sluit zijn ogen. ‘Dit is dus het diepste, koudste en donkerste moment,’ mompelen zijn bleke, gebarsten lippen.
Een helder licht schijnt in de kamer.
De cyclus is voltooid, de warmte zal terugkeren, nieuw leven ontvouwt zich en een baby groet krijsend de aarde.